De opwarming van Nederland is niet voor alle dagen van het jaar gelijk. Voor de koudste winterdagen en de warmste zomerdagen is de trend twee keer zo groot als de trend in de jaargemiddelde temperatuur. Het venijn zit hem in de staart.
Temperatuur
Figuur 1 toont de trend in de temperatuur in De Bilt voor de periode 1960-2019 voor 365 dagen, waarbij dag 1 de koudste dag van het jaar is, dag 2 de een-na-koudste dag, enzovoorts, en dag 365 de warmste dag van het jaar. Het gaat om de trend in de etmaalgemiddelde temperatuur (groene lijn), de dagelijkse minimum temperatuur (oftewel nachttemperatuur, blauwe lijn), en de dagelijkse maximumtemperatuur (oftewel middagtemperatuur, rode lijn).
Figuur 1
Koude en warme extremen
Het verloop van de trends over de dagen is tamelijk vlak, behalve bij de extreem koude en extreem warme dagen, waar de lijnen stijl omhoog gaan. Vooral de koudste nachten (0,07 graad per jaar, blauw, links in de figuur) en warmste middagen (0,08 graad per jaar, rood, rechts) zijn veel sterker opgewarmd dan de rest van het jaar. Voor de meeste dagen is de trend iets kleiner dan de trend in de jaargemiddelde temperatuur (0,036 graad per jaar), maar voor de extreem koude en warme dagen is de trend ongeveer twee keer zo groot. De temperatuurtoename is dus het grootst in de staarten van de kansverdeling van de temperatuur – het venijn zit in de staarten.
Een verklaring voor de sterke opwarming van de koudste dagen is dat de wind dan vaak uit het noordoosten, uit de polaire gebieden komt, waar het klimaat relatief sterk is opgewarmd. Ook komt de koude noordoostenwind minder voor en hebben we in de winter vaker mildere wind uit het westen. Een verklaring voor de sterke opwarming van de warmste dagen is dat de wind dan vaak uit het zuiden komt, uit het Middellandse Zeegebied, dat relatief sterk is opgewarmd. Ook komt de warme zuidenwind in de zomer vaker voor, maar we weten niet waarom. Klimaatmodellen simuleren voor onze streken weliswaar dat hittegolven warmer worden, maar de gesimuleerde trend is maar de helft van de waargenomen trend.
Extremen verschillen
De temperaturen (etmaalgemiddeld, minimum en maximum) zelf zijn te zien in figuur 2. Het gaat hier om de temperatuur volgens de lineaire trend aan het begin en einde van de 60-jarige periode 1960-2019 waarvoor de trend berekend is. De dagen zijn, net als in figuur 1, gerangschikt van de koudste naar de warmste dag van het jaar. De trend uit figuur 1, vermenigvuldigd met 60 jaar, is gelijk aan het verschil in temperatuur tussen 2019 en 1960 in figuur 2. Wat opvalt, is dat de lijnen omlaag en omhoog buigen bij respectievelijk de laagste en hoogste temperaturen. De koudste en warmste dagen zijn kennelijk veel kouder respectievelijk veel warmer dan de iets minder koude en warme dagen. Door de temperatuurtrends wordt dit effect ietwat verzwakt bij de koudste dagen en versterkt bij de warmste dagen.
Figuur 2