Maïstelers op zand- en lössgrond houden zich over het algemeen goed aan de regel dat er op deze gronden direct na de maïsoogst een zogenoemd 'vanggewas' geteeld moet worden. Dit blijkt uit onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waar met behulp van satellieten op het telen van het verplichte vanggewas is gecontroleerd.
De NVWA heeft gebruik gemaakt van satellietdata om te controleren of maistelers een vanggewas inzaaien na de maïsoogst. Met behulp van satellietbeelden kan op basis van een automatische analyse bepaald worden of er op een perceel al een vanggewas is ingezaaid na het oogsten van de maïs. Voor de NVWA zijn de satellietdata van 48.255 maïspercelen geanalyseerd. Hieruit bleek dat op ruim 98% van de percelen de regels voor het telen van vanggewassen goed werden nageleefd. Bij 207 percelen waar twijfel was over het telen van vanggewas zijn in januari 2019 inspecties uitgevoerd. Hierbij bleek dat er op 28 percelen sprake was van een overtreding. Tegen deze telers is proces-verbaal opgemaakt.
Uit het onderzoek blijkt dat het analyseren van satellietdata een goed hulpmiddel is om risicogericht bij telers te controleren op het telen van vanggewas.
Verplichting vanggewas
Bij het telen van maïs wordt vaak gebruikt gemaakt van meststoffen die op het land worden uitgereden. Om te voorkomen dat stikstof die niet door de maïs is opgenomen in het najaar en in de winter uitspoelt naar het grondwater, is het op zand- en lössgrond verplicht om direct na de maïsoogst een vanggewas zoals gras, winterrogge, bladkool, bladrammenas, wintertarwe, wintergerst, triticale of Japanse haver te telen. Het vanggewas neemt de in de bodem achtergebleven stikstof op en voorkomt daardoor dat deze uitspoelt en leidt tot verontreiniging van het grondwater. De wetgeving rondom de verplichting een vanggewas te telen is in 2019 gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat het vanggewas nu in principe uiterlijk 1 oktober moet zijn ingezaaid.
Bron: NVWA