Waar is de jonge agrarisch ondernemer? Zonder jonge ondernemers, data analisten en andere professionals geen toekomst! De agrarische sector heeft er alle belang bij dat zij aantrekkelijk blijft voor jongeren.
Als er sprake is van een gewaardeerde landbouw met een goed verdienmodel zullen jongeren vaker en met overtuiging voor de land- en tuinbouw kiezen. We hebben ze hard nodig om vorm te geven aan volhoudbare voedselproductie. Naar onze mening zijn daarvoor twee pijlers van belang; 1) waardering van omgeving en maatschappij + ruimte om te ondernemen en 2) voldoende inkomen.
Deze pijlers komen ook aan de orde in de visie op de Nederlandse Land- en Tuinbouw die minister Schouten begin september publiceerde. Deze visie is in het algemeen met instemming ontvangen. Daarmee lijkt er op hoofdlijnen consensus over de richting waarin land- en tuinbouwsectoren zich de komende jaren zullen ontwikkelen: “Een gewaardeerde kringlooplandbouw die op zorgvuldige, innovatieve en efficiënte wijze gezond voedsel produceert dat gewaardeerd wordt door consumenten en waar zorgvuldig mee wordt omgegaan.”
Boeren en tuinders ontvangen een eerlijke prijs en productie vind plaats in balans met de omgeving. De visie richt zich op de hoofdlijn. Nadere invulling moet nog plaatsvinden. In die fase zal er ook meer discussie ontstaan over de invulling van de visie en komen de tegenstellingen naar boven. Natuur inclusieve landbouw bijvoorbeeld, is een onderwerp waar iedereen achter lijkt te staan.
Bij nadere invulling zal echter blijken dat de ecoloog, de akkerbouwer en de toerist daar andere ideeën over hebben. Toch is het belangrijk dat er een toekomstbeeld ligt die de basis vormt voor een gewenste ontwikkelrichting. Ondernemers hebben stabiele kaders en richting nodig om te kunnen bepalen waarin ze moeten investeren.
De historie: Productiviteit was decennialang leidend
Boeren, tuinders en vissers hebben een zwakke positie in het complexe krachtenveld van de internationale voedingsketen en hebben nauwelijks invloed op de prijs. Omdat zij door deze voedingsketen decennialang vooral op prijs zijn afgerekend is productiviteit en efficientie steeds belangrijker geworden. Gevoed door de ‘nooit meer honger’ doctrine uit de jaren vijftig moesten boeren en tuinders veel en betaalbaar voedsel produceren.
Ook overheid, onderzoek, onderwijs, toeleveranciers, adviseurs en banken hebben bijgedragen aan deze ontwikkeling. En dat is goed gelukt. Nederlandse ondernemers behoren internationaal tot de meest efficiënte voedselproducenten. Supermarkten kopen scherp in en beconcurreren elkaar met de goedkoopste tomaat en leverworst. Consumenten profiteerden: een doorsnee Nederlands huishouden besteedt nog maar 11 procent van het budget aan voedsel. In 1960 was dit ruim 30 procent. Sturen op prijs was dus zeer succesvol, maar niet voor boer en tuinder. De prijsdruk is zo groot dat een gemiddeld eenmansbedrijf in de landbouw niet meer verdient dan een modale werknemer.
Anders dan bij de werknemer is het voor de boer geen vast inkomen, maar een stevig schommelende vergoeding voor een werkweek van 60 – 70 uur én voor het ondernemersrisico dat je als boer loopt. Eerder zorgelijk dan duurzaam. Dat agrarisch ondernemers vooral aandacht hebben voor de kostprijs is dus vooral ingegeven door een realiteit die we – consumenten, burgers, politici en bedrijfsleven – decennialang met zijn allen gecreëerd hebben. Dat neemt niet weg dat consumenten en burgers steeds meer balen, of zich afkeren van deze mede door henzelf gecreëerde situatie. Maar er liggen ook kansen.
Toekomst: verduurzaming is al volop gaande
Boeren en tuinders denken van nature in generaties. Het zijn rentmeesters, maar het zijn ook ondernemers die een gezin moeten voeden en het bedrijf willen ontwikkelen. Toch is de wil om te verduurzamen groot en er is al veel gebeurd. Het gebruik van chemische middelen en antibiotica is sterk gereduceerd, er is volop geïnvesteerd in duurzame stallen en kassen en opwekking van groene energie.
Voorwaarde voor verduurzaming is wel dat het financieel mogelijk is want de rek is uit het inkomen. Verduurzaming kan ook worden aangejaagd door overheden, bijvoorbeeld met subsidies. Zo’n zesduizend bedrijven doen aan agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Echter de koninklijke route is die via het voedsel zelf. Voor een boer is een iets hogere opbrengstprijs vaak al voldoende om te kunnen verduurzamen.
Er zijn al tal van initiatieven en voorbeelden van zogenaamde concepten. Steeds meer consumenten zijn bereid om te betalen voor producten met een verhaal of met extra duurzame waarde. Denk aan de snel groeiende afzet van biologische – en Planet Proof (milieukeur) producten. Of de bijna 700 varkenshouders die varkens houden volgens een duurzaamheidsconcept. Het aantal koeien in de wei neemt sinds enkele jaren weer toe en recent lanceerden Royal A-Ware en FrieslandCampina een extra duurzame zuivellijn. Melkveehouders ontvangen slechts enkele centen extra per liter melk maar doen desondanks graag mee.
Ook is nagenoeg alle verse kip in Nederlandse supermarkten inmiddels afkomstig van bedrijven met traag groeiende kuikens met extra leefruimte. Een steeds groter deel van de verkoop van vers voedsel vindt plaats via korte ketens zoals Willem&Drees, boerenwinkels, huisverkoop of via lokale coöperaties.
De koninklijke route loopt via het voedsel
Verduurzaming hoeft niet altijd te leiden tot meer kosten. Vooral als het gaat om effeciënter en alternatief gebruik van middelen en grondstoffen en om hergebruik van grondstoffen. Ondanks de vele voorbeelden zijn we er nog niet. Vaak is de prijs nog leidend, er is dan geen interesse in duurzaamheid of geen ruimte in de markt. Vooral op exportmarkten is dat het geval. De zoektocht naar markten die open staan voor een meerprijs voor gezonde, duurzaam geproduceerde voeding is een belangrijke opgave de komende jaren.
Bron: ABN AMRO, 14-11-2018