Naar verwachting daalt de maïsopbrengst de komende jaren met gemiddeld 11 procent. Dit wordt veroorzaakt door het nieuwe mestbeleid volgens het 5e Actieprogramma Nitraat. Hierdoor mag er minder stikstof en fosfaat op maïsland bemest worden. Toch zien loonwerkers, adviseurs en onderzoekers kansen om de opbrengst op peil te houden door het toepassen van drijfmest in de rij en het telen van een goed vanggewas.
Ruim honderd belangstellenden waren aanwezig op de themamiddag: Goed(e) snijmaïs telen, een hele uitdaging! Deze jaarlijks terugkerende bijeenkomst is georganiseerd door de Commissie Bemesting en Voedergewassen (CBGV). Verschillende onderzoekers en experts gaven hun advies om opbrengstdaling van snijmaïs in de toekomst te voorkomen. Deelnemers waren vooral geïnteresseerd in de ervaringen van de loonwerkers. ‘’Zij zien in de praktijk meer mogelijkheden, dan de aanwezigen in de zaal in eerste instantie dachten’’, merkt Bert Philipsen van Wageningen UR op. Het toepassen van drijfmest in de rij in één werkgang vindt vooral in het midden en oosten van het land plaats. Loonwerkers beschikken hier al over de juiste machines, kennis en ervaring. Door nieuwe technieken is het ook mogelijk om eerst de maïs te zaaien en daarna met GPS-RKT de drijfmest precies naast het zaadje te brengen. Door het aanscherpen van de bemestingsnormen bieden deze nieuwe technieken volop kansen.
Beleidskaders en maatregelen
Naast ervaringen uit de praktijk startte Harm Smit, Senior Beleidsmedewerker bij het Ministerie van EZ de middag met een toelichting op het huidige mestbeleid. Hij legde in zijn presentatie: 'Ruwvoerteelt in het 5e Actieprogramma Nitraat" uit hoe het beleid op dit moment in elkaar steekt. Nadat de beleidskaders waren toegelicht vond er kennisuitwisseling plaats vanuit de onderzoeks- en advieswereld. Jaap Schröder van Wageningen UR beet het spits af. In zijn presentatie: ‘Met welke maatregelen kunt u ook in 2015 goede snijmaïs verbouwen?’ ging hij in op de verschillende gebruiksnormen voor voedergewassen. Deze zijn volgens hem niet gebaseerd op het behoud van opbrengst, maar op het behoud van milieukwaliteit. Als oplossing noemde hij een aantal maatregelen, zoals het toepassen van rijenbemesting met dierlijke mest, fosfaatkunstmestvervangers en gebruik maken van vanggewassen.
Drijfmest in de rij
Albert Jan Bos van DLV ging in zijn prestentatie: ‘Betere maïs met drijfmest in de rij’ in op de mogelijkheden en beperkingen van drijfmest in de rij op snijmaïs. Drijfmest in de rij kan op twee manieren worden toegepast: drijfmest injecteren en zaaien in één werkgang, of in twee werkgangen, maar dan met gebruik van GPS-RTK. De toepassing van drijfmest in de rij leidt tot een hogere benutting van stikstof en fosfaat. De werking van de stikstof kan met minimaal 25 procent verhoogd worden en er kan meer dan een verdubbeling van de fosfaatefficiëntie plaatsvinden.
Aandacht voor andere mineralen
Bij Wim Bussink van NMI lag de nadruk in de inleiding op ‘Vervangers voor kunstmestfosfaat?’ Hij nam de verschillende kunstmestvervangers, zoals struviet, Humifirst, Physiostart en Iseed onder de loep. De resultaten van de verschillende producten zijn wisselend. Als alternatieven voor kunstmestfosfaat ziet hij mogelijkheden voor het toepassen van drijfmest in de rij en in de toekomst ziet hij mogelijkheden voor het herwinnen fosfaat uit mest. Daarnaast blijft het belangrijk aandacht te houden voor de zuurtegraad van de bodem en het toedienen van mineralen als kali en zwavel.
Goed vanggewas betekent goede maïs
Janjo de Haan, Wageningen UR, ging tijdens zijn prestentatie: 'Vanggewas na maïs goed voor de boer' in op de teelt van groenbemesters. Een goed vanggewas leidt tot een goede maïsopbrengst. Een vanggewas beperkt de nitraatuitspoeling en zorgt voor een optimale vastlegging van stikstof. Bovendien zorgt dit gewas voor een verbetering van de bodemkwaliteit. Het is wenselijk het gewas op tijd te zaaien. Het liefst voor 15 september en deze onder te werken voor 1 april. Het goed telen van een vanggewas zal op den duur zeker leiden tot een opbrengstverhoging, concludeert deze onderzoeker.
Foto: Wikimedia
Meer informatie
www.verantwoordeveehouderij.nl