De das (Meles meles) is in grote delen van Nederland weer vertegenwoordigd. Dassen eten insecten (larven) en muizen, maar kunnen ook schade veroorzaken aan gewassen zoals granen en grasland. De grootste schade wordt veroorzaakt aan maïs. Vooral in het groei- en oogstseizoen van maïs neemt de kans op deze vorm van schade toe.
Studie naar dassen en maïs
Vorig jaar gaf BIJ12 opdracht een studie uit te voeren naar dassen en maïs. Door het krachtige herstel van de dassenpopulatie sinds 1980, in combinatie met mogelijk schade in maïsteelt, is er behoefte meer grip te krijgen op het eetgedrag van dassen op mais.
In februari dit jaar publiceerde BIJ12 de resultaten van de studie. Op de onderzoeklocaties waar schade door dassen werd geconstateerd, bleek de schade verreweg het grootst in de delen met ultra-vroege maïs. Het lijkt er op dat inzaaien van kleine delen van een maïsveld met ultra-vroege maïs, bijvoorbeeld op de kopakkers, de rest van het veld kan vrijwaren van schade door dassen. Voorwaarde is dat daar later een afrijpend maïsras staat. Met deze kennis kan de agrariër schade op een deel van het perceel concentreren. Bijvoorbeeld op een marginaal of kwalitatief minder stuk land. Het overgrote deel van de maïs kan dan probleemloos geoogst worden, zonder dwarsliggende maïsstengels.
Maatregelen om gewasschade te beperken of te voorkomen
In de Faunaschade PreventieKit (FPK) Das zijn preventieve maatregelen te vinden die gewasschade door dassen kunnen voorkomen of beperken. Denk hierbij aan afscherming- en/of teeltechnische maatregelen.
Wat te doen bij schade
Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade ontstaat, kunnen agrariërs een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregelsvan de provincie waarin de schade percelen liggen.
Bron: Bij12