In de jaren 1950 was er een grote interesse voor hooibouwwerktuigen, wat zich vertaalde in een enorm aanbod van typen en fabrikanten. De reden was tweeërlei: een aantal machines was aan vervanging toe, een ander deel werd aangeschaft door bedrijven die tot dan geen schudder, keerder of hark in hun bezit hadden. De toename van het aantal verkochte tractors zorgde bovendien voor een verschuiving van de markt, van machines voor paardentractie naar driepunts en aftakas aangedreven werktuigen.
Sleephark
Eén van de eerste hooibouwwerktuigen die werd ingezet, was de ijzeren paardenhooihark. In sommige streken noemde men deze machine een sleephark omdat de machine het hooi op dwarszwaden trok. Telkens als de korf vol was, werd deze door de bestuurder opgelicht door middel van een voetpedaal. De eerste paardenhooihark zou in 1824 zijn uitgevonden door Mozes Pennock in Pennsylvania.
Vorkjesschudder
Een zeer grote verlichting van de arbeid op het graslandbedrijf was het gebruik van de vorkjesschudder. De krukas die door wielen of door de aftakas werd aangedreven bracht een aantal vorkjes in een snelle beweging, waardoor het hooi schuin omhoog en achteruit werd geworpen. Fahr startte in 1896 met de productie van een vorkjesschudder naar een Amerikaans model. De vorkjesschudder van Fahr was echter aangepast aan de Europese omstandigheden en was uitgerust met gesmede vorken met drie tanden die het langere materiaal beter konden verwerken. Gedurende het eerste productiejaar werden er 500 stuks geproduceerd. Voor Fahr werd de vorkjesschudder een echt succesproduct. In 1960 had Fahr niet minder dan 155.000 vorkjesschudders geproduceerd. Nadeel van de vorkjesschudder was dat er geen zwaden mee konden worden gemaakt en dat ze aanleiding gaven tot bladverlies, maar volgens de voorlichting en de fabrikanten was dit een kwestie van afstelling.
Trommelschudder
Een echte machine voor de landbouwtrekker was de trommelschudder die door de aftakas werd aangedreven. Een trommel schudder werkt met een aantal harken die over de volle breedte van de machine zijn aangebracht en die om een horizontale as draaien. Deze vorken zijn voorzien van vaste of van verende tanden. Meestal draait die as evenwijdig en tegengesteld aan de wielen van de trekker. Het hooi wordt met deze harken aan de voorzijde van de machine opgenomen. Daarna wordt het onder een beschermkap doorgedraaid en vervolgens aan de achterkant weer neergelegd. Voordeel van een trommelschudder ten opzichte van een vorkjesschudder is dat de eerste het hooi beter opneemt. Vooral bij ingeregend hooi was dit een belangrijk voordeel. Met de trommelschudder kon men ook een dik zwad uiteenwerpen doordat er achter in de kap een Vvormig spreidbord was aangebracht. Hierdoor werd het hooi naar twee zijden verspreid.