Oud-landbouwminister Cees Veerman presenteerde deze week zijn rapport over het bodemdalingsbeleid van de provincie Noord-Holland. Hij sprak de afgelopen drie maanden met organisaties van agrariërs en bewoners en met gemeenten, natuurorganisaties en waterschappen. Doel is om te kijken welk bodemdalingsbeleid de provincie vanaf 2020 zou moeten voeren.
Het rapport heeft verrassend weinig media-aandacht gekregen in verhouding tot het probleem dat wordt geadresseerd. Het laagveengebied, goed voor bijna 10 procent van het totale oppervlak van Nederland, zakt met een tot twee meter per eeuw. Honderden jaren lang hebben we hier oplossingen voor gevonden. Met sloten en sluizen verlaagden we het grondwaterpeil, zodat we konden blijven boeren. Gebouwen kregen steeds diepere funderingen.
Fundamentele keuzes
Deze oplossingen worden echter steeds kostbaarder en hebben steeds minder effect. Van bovenaf oxideert het veen, en in de kustgebieden dreigt zout kwelwater van onderop. De veengrond kan straks geen zware gebouwen en wegen meer aan, en zelfs geen koeien meer. De tijd van ‘doormodderen’ lijkt dus voorbij. Er moeten fundamentele keuzes worden gemaakt en de overheid moet hierin de regie nemen.
Dat laatste gebeurt volgens Veerman op dit moment té voortvarend. De landelijke overheid, provincies, waterschappen en gemeenten zijn druk bezig om beleid te maken dat al in 2020 van kracht is. Ze maken die haast, omdat de laagveen-oxidatie in Nederland zorgt voor 4,2 Mton CO2-uitstoot, vergelijkbaar met die van 1,25 miljoen auto’s per jaar. Het probleem is volgens Veerman dat deze partijen die plannen slecht met elkaar afstemmen en bovenal dat ze vergeten in gesprek te gaan met de burgers en bedrijven in de veengebieden. Van het ‘Groningen-dossier’ kunnen overheden volgens Veerman leren dat dit niet de juiste weg is.
Urgentie bodemdaling
Het probleem van bodemdaling is groot, maar volgens Veerman niet zo urgent dat er onmiddellijk moet worden ingegrepen. De oud-minister pleit voor een ‘reset’: neem nog geen besluiten, maar maak een tijdschema wanneer bepaalde besluiten genomen moeten worden. Veelbelovende oplossingen, zoals omgekeerde drukdrainage of zoutminnende plantenteelt, zijn nu nog niet uitontwikkeld. Verder moet er beleid komen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen agrarisch en stedelijk laagveen en ook dat heeft tijd nodig. ‘Onthaasten’ geeft bovendien de tijd om lokale creatieve oplossingen te benutten.
Om dit alles te realiseren is er een centrale contactpersoon nodig, stelt het rapport. De landelijke overheid wil, analoog aan de succesvolle Deltacommissaris, een nationale Veencommissaris benoemen. Veerman denkt dat een provinciale Veencommissaris beter is. Zijn taak zal bestaan uit het “stimuleren, begeleiden en voorbereiden van concrete en praktisch toepasbare oplossingen die voldoende gedragen worden door het gebied om te worden gerealiseerd”.
Gevolgen melkveehouders
Richting de agrarische sector hoeft de Veencommissaris wat Veerman betreft geen lieverkoekjes te bakken: melkveehouders in sommige gebieden moet te verstaan worden gegeven dat ze binnen tien tot twintig jaar hun bedrijf moeten sluiten, omvormen of verplaatsen.
Veel andere melkveehouders kunnen het langer uitzingen met behulp van omgekeerde drukdrainage, zo schrijft Veerman. Er kan tegenwoordig op jaargetijde en weersomstandigheden worden gestuurd, waardoor het verzakkingsproces met 70 tot 80 procent kan worden geremd. Door in het voorjaar het grondwaterpeil hoger te zetten, wordt het laagveen aantrekkelijker voor weidevogels en stijgt de productie van kuilgras sterk, wat goed van pas komt in droge zomerrs.
Bron: ABN AMRO – Insights