Stichting AgriFacts (STAF) sprak het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aan op het op het verkeerde been zetten van media, politici en stakeholders, door essentiële informatie niet in zijn rapport te vermelden. Het PBL verzuimde in zijn ‘Tussenevaluatie Gewasbescherming’ (juni 2019) expliciet te vermelden dat gekozen is voor een steekproef, waarin alleen de meetpunten met de hoogste normoverschrijdingen zijn meegenomen. Ook was niet opgenomen hoe het PBL tot zijn conclusies was gekomen. Tot verrassing van STAF, leverde het PBL de missende informatie alsnog op.
STAF ontving vandaag reactie van het PBL op haar brief. Tot haar grote verrassing ontving STAF van het PBL ook een nagezonden hoofdstuk: ‘Berekening normoverschrijdingen gewasbeschermingsmiddelen – Achtergrond bij het rapport Geïntegreerde gewasbescherming nader beschouwd’. In dit hoofdstuk beschrijft het PBL hoe te zijn gekomen tot zijn conclusies. STAF vindt het absurd dat een dergelijk belangrijk hoofdstuk, dat beschrijft hoe de conclusies tot stand zijn gekomen, niet in het rapport is opgenomen. Maar pas werd opgesteld, nadat er vragen werden gesteld over de beoordelingssystematiek. Dit is precies het punt dat STAF richting het PBL maakte in haar brief: essentiële informatie ontbreekt in de rapporten, waardoor Jan en allemaal op het verkeerde been worden gezet.
Strengere beoordelingssystematiek dan Europa
STAF is blij dat het PBL het ontbrekende hoofdstuk alsnog heeft opgeleverd en gaat dit bestuderen. De eerste conclusie is dat dit hoofdstuk bevestigt dat het PBL op meerdere onderdelen een afwijkende en strengere beoordelingssystematiek toepast, dan de Europese KRW-systematiek.
Oorzaak van de verschillen tussen de PBL-evaluatie en het rapport ‘Land- en tuinbouw op koers’
LTO heeft bij de publicatie van de Tussenevaluatie door het PBL ook een analyse van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater gepubliceerd (LTO, 2019). LTO en het PBL hebben daarbij beide gebruik gemaakt van het LM-GBM voor de trendbepaling. Echter, in het LTO-rapport ‘Land- en tuinbouw op koers’ is de afname van het aantal normoverschrijdingen gebaseerd op de individuele jaarwaarden. In de PBL-evaluatie is de afname berekend op basis van de trendanalyse, zoals binnen het PDG is afgesproken. Het PBL heeft in de Tussenevaluatie zowel de jaarwaarden als de trendlijn en een band met onzekerheden opgenomen. Dat is gebeurd omwille van de transparantie (zie daartoe figuur 2, PBL 2019).
LTO past andere berekeningen toe dan PBL
Het rapport “Land- en tuinbouw op koers” (LTO 2019) komt tot een afname van 66 procent van het aantal normoverschrijdingen door vergelijking van de individuele jaarwaarde van 2017 met die van 2013. Die afname is gebaseerd op de afname van de overschrijdingen van de zogeheten acute norm (de MAC-MKN). In de paragraaf daaronder (pagina 2) rapporteert LTO ook een afname van de overschrijdingen van de chronische norm, die evenwel geringer is. Overigens zijn de berekeningen voor de chronische norm door LTO op een ander vertrekpunt gebaseerd. LTO heeft bij toetsing aan de chronische norm gebruik gemaakt van individuele metingen, terwijl in het geval van toetsing aan de chronische norm, volgens de KRW altijd getoetst moet worden aan het gemiddelde van alle metingen in een jaar (daarom heet het ook een jaargemiddelde norm oftewel JG-MKN).
Het correcte plaatje is weergegeven in de linkerhelft van figuur 2. Daarnaast heeft LTO geen trend gehanteerd op basis van een driejaarlijkse voortschrijdend gemiddelde. Daardoor krijgt het laatste datapunt (de individuele jaarwaarde 2017) in de LTO-analyse veel gewicht. Zoals boven is aangegeven varieert de concentratie in de sloot – en dus ook de mate van normoverschrijding – echter van jaar tot jaar. In 2017 is geen nieuw beleid ingezet (de verplichte emissiereducerende maatregelen zijn op 1 januari 2018 ingegaan). Het valt daarom statistisch niet uit te sluiten dat het lagere aantal normoverschrijdingen in 2017 op toeval berust. Toekomstige jaarlijkse meetresultaten zullen uitwijzen hoe het driejaarlijks voortschrijdend gemiddelde zich verder ontwikkelt.
Zoals hiervoor genoemd, baseert het PBL zijn uitspraken op de in het PDG besproken rekenmethode. Op basis van de trendlijn rapporteren we daarom een afname van 15 procent voor het aantal overschrijdingen van de norm voor chronische blootstelling en circa 30 procent van de norm voor acute blootstelling. Beide getallen zijn genoemd in de Tussenevaluatie, maar volgens de KRW (minst gunstige ontwikkeling geldt) is alleen het minimum (dus 15 procent) relevant. Hierop is de uitspraak gebaseerd dat het tussendoel van de Nota voor de kwaliteit van het oppervlaktewater (nog) niet gehaald is.