Organische stof bepaalt voor een groot deel de productiviteit van de bodem. Al jaren wordt er onderzoek gedaan naar het effect van het inwerken en gewasresten, voor het omzetten van opneembare nutriënten. De inzet van groenbemesters in de winter moet vervolgens de bodemstructuur verbeteren en wellicht stikstof afleggen in het zaaibed van de vervolgteelt. Welke technieken hebben het meeste effect als het gaat om stoppelbewerking en het inzaaien van groenbemesters? Vanuit de projecten Spaarbodem en Slim Landgebruik werd op de proefboerderij Kollumerwaard in Munnekezijl het effect van verschillende grondbewerkingen op de groenbemesterteelt getoond.
Bij de demo werd met zes technieken maisstoppel ingewerkt. Vervolgens is met twee zaaimachines in het bewerkte land de groenbemestermengsels ingezaaid. “Het idee van stoppelploeg is dat de stoppel diep genoeg zit om de gewenste mineralisatie aan te jagen. Met ondiep werken moet je er wel voor zorgen dat de stop diep genoeg de grond zit voor de vertering”, legt Christoffel den Herder van Ceres Horti Advice uit.
Het project Spaarbodem richt zich op akkerbouwers die nog meer inzicht willen krijgen in het belang van goed bodembeheer voor de opbrengst van hun perceel. Vanuit Slim Landgebruik wordt gekeken naar de gewasresten die achterblijven op het land. Die dragen in ruime mate bij in de opbouw van organische stof en daarmee aan het vastleggen van koolstof. Hoeveel dit is hangt samen met het gewas, zo laat graan meer gewasresten na dan aardappels. Deze maatregel hangt daarmee direct samen met verbeteren van de gewasrotatie, hoe meer graan of andere rustgewassen in het bouwplan zijn opgenomen, hoe meer gewasresten er achter blijven. Voor de proeven op de Kollumerwaard is gekeken naar maisstoppel.
Groenbemesters worden steeds serieuzer genomen
Voor het meeste gunstige effect van het inzaaien van de groenbemestermengsels is dwarsover ingezaaid. “We zien met de groenbemesters wel echt een verandering ontstaan. Van ‘een beetje aanmodderen’ zie je dat telers aan de groenbemesters net zoveel aandacht schenken als aan uien of aardappelen. Dat is in mijn ogen ook terecht.”
Ook de zaaimengsels worden volgens Christoffel den Herder steeds beter. “Voorheen zaaide je acht, tien of vijftien soorten met het idee dat er dan altijd wel één opkwam. Nu richten we ons er steeds meer op het effect van allemaal.” Bij de demopercelen bij de Kollumerwaard is gewerkt met Solarigol van DSV, waar veertig kilo per hectare van gezaaid wordt. Op de proefvelden wordt er vervolgens nauwlettend gekeken naar het effect van de verschillende grondbewerkingen in combinatie met de zaaitechniek.
Tekst: Martin de Vries