Voor het eerst konden de goed eigenschappen van de wendbare Fliegl Büffel buiten de Duitse grenzen worden getoond. Op het grasland van landbouwbedrijf Doze in Giethoorn toonde Fliegl dat de opraap- en overlaadwagen een serieus alternatief is voor de hakselaar en opraapwagen. “Een voordelige manier om gras op te rapen, te snijden en op wagens te laden”, vertelt vertegenwoordiger Jan Meerkerk van importeur Ludo Pauwels.
Machinepark voor de grasoogst
Rond de Büffel bleef het enigszins stil na de introductie op de Agritechnica in Hannover. Dat terwijl de overlaadwagen juist voor een grasland als Nederland een zeer interessante optie is, vindt Ludo Pauwels. Het idee achter de Fliegl Büffel is dat elke loonwerker reeds zijn afvoerwagens heeft. De opraap- en overlaadwagen is dan een uitstekende uitbreiding in het machinepark voor de grasoogst. Oktober 2020 is het dan eindelijk zover en kan een praktijkrijp exemplaar van de Büffel voor het eerst buiten Duitsland aan het grote publiek worden getoond. Na Giethoorn is de weg vervolgd richting België.
Hydraulisch aangedreven pick-up
De Büffel heeft een hydraulisch aangedreven pick-up van twee meter breed en een diameter van vijftig centimeter. Boven de invoer hangen twee niet-aangedreven. Daar achter zitten zeven rijen met tanden. De snijrotor heeft 49 omkeerbare messen, waarmee de theoretische snijlengte op 30,5 millimeter komt. De messen kan men wisselen zonder hulpapparatuur. De kans op beschadigingen door vreemde voorwerpen is beperkt, omdat de messen wegklappen.
Genoeg opslagcapaciteit
Met de overlaadband van een meter breed is het gras naar de tussenbunker getransporteerd. Door de inhoud van tien kubieke meter is er genoeg opslagcapaciteit om het werk op het veld te vervolgen. Eigenlijk een tussenopslag terwijl de collega’s de volle en lege wagens wegrijden. Via een bodemketting en twee doseerwalsen is het gras met de afvoerband naar de silagewagens getransporteerd. De afvoerband bestaat uit drie delen en kan snel worden ingeklapt voor transport. De overlaadcapaciteit komt op ongeveer honderddertig ton per uur.
Tekst en foto’s: Martin de Vries
Dit betreft een deel van een artikel uit het vakblad de Loonwerker.